Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dijk·pad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dijkpad dijkpaden
verkleinwoord dijkpaadje dijkpaadjes

Zelfstandig naamwoord

het dijkpado

  1. wandelpad dat op de top van een dijk ligt
    • Tegen het muurtje dat langs het dijkpad loopt, liggen witte zandzakken in een dubbele rij. Verder stroomafwaarts bedekken op sommige plekken grote stukken zwart landbouwplastic de dijk. Ze worden op hun plaats gehouden door rijen zandzakken. [1] 
    • Dit is het gebied van de rijen hoge populieren aan weerszijden van de wegen. In het landbouwlandschap onthullen ze het slingeren van de dijken. De wandelaar tussen hun rechte gladde stammen krijgt alvast te zien hoe zijn pad zal verlopen, of er een bocht komt, of juist niet. We bewandelen een smal dijkpad. Boven ons steken de populieren de toppen bij elkaar. Ze ruisen een zeemanslied. [2] 

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 27-05-2010 Bevers bezorgen Pools stadje waterangst
  2. NRC Joyce Roodnat 8 augustus 2009 De grens smelt
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be