• dijk·li·chaam
enkelvoud meervoud
naamwoord dijklichaam dijklichamen
verkleinwoord dijklichaampje dijklichaampjes

het dijklichaamo

  1. een door mensen aangelegde waterkering
     "Dit zien we liever niet", zegt een dijkbewaker van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Met een stok steekt hij in scheuren in een dijk in Reeuwijk, bij Gouda. Het droge weer van deze zomer heeft bressen in het dijklichaam geslagen.[1]
     Het experiment van Rijkswaterstaat, waterschappen en andere instellingen heeft ook de belangstelling van dijkbouwers uit andere landen. Tientallen meetinstrumenten en satellietbeelden hebben elke beweging van het dijklichaam vastgelegd.[2]
  1.   Weblink bron “Spoedreparatie van verzwakte dijk in Reeuwijk” (Dinsdag 28 juli 2015, 04:07), NOS
  2.   Weblink bron “Met damwand versterkte proefdijk zakt na acht dagen in” (Zaterdag 17 maart 2018, 17:38), NOS