Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dien·ta·fel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dientafel dientafels
verkleinwoord dientafeltje dientafeltjes

Zelfstandig naamwoord

de dientafelv / m

  1. (meubel) meestal een roltafel vanwaar de ober het eten kan ronddelen
    • De ober kwam aan rijden met een goed gevulde dientafel waarop de dampende schalen met het heerlijke eten stond. 

Gangbaarheid