Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dienst·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diensthoofd diensthoofden
verkleinwoord diensthoofdje diensthoofdjes

Zelfstandig naamwoord

het diensthoofdo

  1. iemand die leiding geeft aan een zelfstandig deel van een publieke organisatie
    • En uit de ervaring in zijn vorige departementale functies hoe profijtelijk het voor een organisatie kan zijn als het diensthoofd dicht tegen de besluitvormers aanschurkt.  [1]

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen