Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dia·scherm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diascherm diaschermen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het diaschermo

  1. scherm waarop men dia's door middel van een diaprojector kan projecteren
     Ik zag twee mensen in gevecht met een CDA-banner, zo'n uitschuifding met het clublogo erop, vergelijk het met een lang diascherm, om het plaatje voor de Tv-kijker wat op te knappen. Makkelijk liet het ding zich niet opzetten. Ja, ze waren het echt: spindoctor Jack de Vries en zijn vriendin Melissa.[1]
     ALMELO - Anne Bossink tovert op een groot diascherm een opzet van een ongelijkvloerse kruising van weg en spoor tevoorschijn. Het is een driedimensionale kleurentekening van de Aalderinkssingel. Niet een afbeelding van de huidige situatie, maar een impressie van een mogelijke toekomstige ligging van spoor en weg.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Column: Eerlijk Helder Henk” (Woensdag 9 mei 2012, 16:46), NOS
  2.   Weblink bron “Leerlingen stoeien met techniek” (13-11-2007), Tubantia