• dia·po·si·tief
  • In de betekenis van ‘projectieplaatje’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
  • samenstelling van  dia  en  positief  (1)
  • afgeleid van positief (in de letterlijke betekenis niet-negatief) met het voorvoegsel dia- (2) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord diapositief diapositieven
verkleinwoord diapositiefje diapositiefjes

het diapositiefo

  1. (fotografie) een in het kader van een fotografisch procédé ontwikkelde film met een lichtgevoelige laag, die een positief beeld geeft dat direct goed zichtbaar geprojecteerd kan worden zijn t.o.v. de werkelijkheid, dia
    • De diapositieven (dia's) van de vakantie werden getoond op groot scherm. 
  2. druktechniek waarbij de lettervorm is uitgespaard (dus meestal wit is) in een gekleurde achtergrond
    • In de druktechniek is diapositief die weergave van letters waarbij de lettervorm is uitgespaard in een gekleurde achtergrond. 
77 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]