• di·a·lect·woord
enkelvoud meervoud
naamwoord dialectwoord dialectwoorden
verkleinwoord

het dialectwoordo

  1. een woord dat eigen is aan een lokale taalvariant
     Het woord ‘pieneköttel’ is verkozen tot ‘Het mooiste dialectwoord van 2012’, in een verkiezing georganiseerd door het NCRV-radioprogramma Plein 5.[2]
     Het klinkt Eddy van Hijum (CDA), gedeputeerde van de provincie Overijssel, als muziek in de oren. Jarenlang streed hij voor landelijke erkenning. ,,Mensen die dialect spreken kennen daar, als ze op vreemde bodem komen, soms een gevoel van schaamte voor. Door het de erkenning van een schoolvak te geven, kan die schaamte plaats maken voor trots. Daarnaast waarborg je meer dat het blijft bestaan.’’ Verder leert les de kinderen het dialect te onderscheiden van Nederlands. ,,Nu spreken ze de dialectwoorden van hun ouders af en toe dwars door het Nederlands. Wanneer je taalles geeft in Nedersaksisch kunnen de kinderen het beter scheiden van het Nederlands.’’[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “‘Pieneköttel’ mooiste dialectwoord 2012” (17-12-2012), Tubantia
  3.   Weblink bron
    André Valkeman
    “Lobby voor Twents als schoolvak” (28-04-2017), Tubantia