diaboliseren
- di·a·bo·li·se·ren
- afgeleid van het Franse diaboliser (met het voorvoegsel dia- en met het achtervoegsel -iseren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
diaboliseren |
diaboliseerde |
gediaboliseerd |
zwak -d | volledig |
diaboliseren
- overgankelijk iets of iemand systematisch zeer ongunstig voorstellen
- Het woord diaboliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diaboliseren" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be