• des·ti·ne·ren
  • uit het Frans

destineren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
destineren
destineerde
gedestineerd
zwak -d volledig
  1. sturen, zenden naar een bepaalde bestemming
    • Daerentegens vallen de materiën deser tijt van geener wurden dan men hier d'opinie heeft, dat sijn Hooch.t den heere prince van Orangiën opbreecken ende het leger naer de garnisoenen destineren sal. [2] 
74 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11(1981)–Hugo de Groot 1640 september 17. Van P. Spiring Silvercrona
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be