Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·pri·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘neerdrukken’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • afgeleid van het Franse déprimer (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
deprimeren
deprimeerde
gedeprimeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

deprimeren

  1. overgankelijk somber stemmen
    • Het slechte nieuws deprimeerde hem een beetje. 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen