deponer
- de·po·ner
deponer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
deponer |
deponía |
depuesto |
volledig |
- onovergankelijk deponeren, een verklaring afleggen
- overgankelijk afzetten, ontslaan (van hoge ambtenaar)
- neerleggen (van de wapens)
- [1] atestiguar
- deponer in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española