• de·po·ner

deponer

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
deponer
deponía
depuesto
volledig
  1. onovergankelijk deponeren, een verklaring afleggen
  2. overgankelijk afzetten, ontslaan (van hoge ambtenaar)
  3. neerleggen (van de wapens)