departementsdirecteur
- de·par·te·ments·di·rec·teur
- samenstelling van departement zn en directeur zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | departementsdirecteur | departementsdirecteuren departementsdirecteurs |
verkleinwoord |
de departementsdirecteur m
- iemand die de leiding heeft over een afdeling van een organisatie of bedrijf
- ▸ Piet Bloemen, departementsdirecteur van de afdeling Verpleegkunde, zegt dat de kans op een effectieve besmetting zeer klein is. "Mogelijk hebben de betrokken studenten twee keer met dezelfde naald geprikt. We zullen de resultaten van het bloedonderzoek moeten afwachten, maar de kans op besmetting is klein."[1]
- ▸ Christine Van Broeckhoven is professor in moleculaire biologie en genetica en als departementsdirecteur en onderzoeker verbonden aan het VIB en de Universiteit Antwerpen.[2]
- Het woord departementsdirecteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Studenten verpleegkunde mogelijk besmet met virus na prikongeval” (02/04/2007), De Standaard
- ↑ Weblink bron “Van Broeckhoven krijgt prestigieuze prijs” (08/05/2012), De Standaard