• den·nen·geur
enkelvoud meervoud
naamwoord dennengeur dennengeuren
verkleinwoord - -

de dennengeurm

  1. lucht die ruikt als een naaldbos
    Dit kan komen door een of meer naaldbomen in de nabijheid of door een geurstof die wordt toegevoegd om een frisse indruk te geven.
     Bornylacetaat draagt ook bij aan een frisse dennengeur en wordt vaak gebruikt in dennengeuren en luchtverfrissers.[1]
     Ik fiets over doodstille wegen door eindeloze bossen langs uitgestrekte meren waar stelletjes de liefde bedrijven en hoor alleen de wind. Net nu ik de charme van Småland begin te begrijpen, slaat de dennengeur over in mestlucht en doemt Hunna op.[2]
     Jezelf wassen doe je niet meer met lavendelzeep of badschuim met dennengeur, maar met True Spirit of Red Rooster.[3]
  1.   Weblink bron “5 december – De geur van een kerstboom” (5 december 2016) op meneerfaes.nl
  2.   Weblink bron
    Freek Schravesande
    “Verwacht geen koffie als je aanbelt” (21 juli 2011) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Tijn Kramer
    “Zeepbellen” (6 december 2001) op nrc.nl