Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·mar·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

demarkeren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
demarkeren
demarkeerde
gedemarkeerd
zwak -d volledig
  1. het vaststellen van grenzen
    • Nationaliteitsrecht is niet in de eerste plaats een instrument voor het creëren van meer vrijheid voor mensen, al zou dat wel wenselijk zijn, maar heeft als functie het demarkeren van staatsvolken, onafhankelijk van wat andere staten daarvan denken. Gevolgen van meervoudige nationaliteit kunnen gecoördineerd tegemoet getreden worden, bijvoorbeeld zoals in het Europees Nationaliteitsverdrag 1996, dat, anders dan eerdere verdragen, op zich een neutrale houding aanneemt tegenover dubbele nationaliteit. [1] 
    • In de geschiedenis van het liberalisme ligt een beslissende cesuur rond 1800. Het liberalisme van vóór 1800 was voornamelijk defensief: het wilde vooral een private sfeer demarkeren die vrij zou zijn van de grillen van absolute monarchen. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen