Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dek·zwab·ber
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dekzwabber dekzwabbers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dekzwabberm

  1. dweil aan een stok waarmee men het dek van een schip kan schoonmaken
     Ruhe denkt dat er twee redenen zijn dat dit stuk geschiedenis verloren ging. "Het is nooit onderdeel geweest van de klederdracht, het was gewoon werkgoed. Die dingen werden versteld totdat het niet meer de moeite waard was en eindigden dan als dekzwabber. Er zijn er nog maar een paar bewaard en die zijn bijna allemaal van recentere datum."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Lambert Teuwissen
    “Visserstruien vergeten erfgoed” (Vrijdag 4 oktober 2013, 20:31), NOS