dekstuk
- dek·stuk
- samenstelling van dek zn en stuk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dekstuk | dekstukken |
verkleinwoord |
het dekstuk o
- steen die metselwerk bedekt
- Deksteen, ml. Arduinen steen, die het metselwerk van eenen duiker of van een bas bedekt.
.... coulissen en deksteenen (Rek. 1878 der groote westwatering).
- Zie: dekstuk.
Dekstuk, o. Hetzelfde als deksteen. Arduinen dekstukken (Rek. 1879 der Watering Eijensluis Gr. Reygersvliet). [1] - Op de rechthoekige tombe staat een aedicula, bestaande uit vier achtkante pijlers met korintische kapitelen en een dekstuk in Lodewijk xiv stijl, waarvan de voorzijde tot een half rond fronton is opgebogen. [2]
- Deksteen, ml. Arduinen steen, die het metselwerk van eenen duiker of van een bas bedekt.
- Het woord dekstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dekstuk" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tubantia (1882-1890)–Taco H. de Beer Woorden en Vaktermen uit West-Vlaanderen.
- ↑ Tubantia (1965)–E.J. Haslinghuis, C.J.A.C. Peeters De Dom van Utrecht
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be