• dei·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord deining deiningen
verkleinwoord deininkje deininkjes

de deiningv

  1. een golvende beweging.
    • Er was een lichte deining op de kalme zee. 
     Het was nu nog eerder regel dan uitzondering dat de zwemvliezen boven het wateroppervlak uitkwamen en daar veel deining veroorzaakten.[1]
  2. een opschudding of beroering
    • De protestactie gaf deining in de maatschappij. 
95 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]