Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deel·fiets
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deelfiets deelfietsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de deelfietsv / m

  1. fiets die door meerdere mensen geleend of gehuurd kan worden
     Met de auto, via een hub, naar de trein en deelfiets, zo zou reizen in 2030 zijn[1]
     In Nederland hebben we een app als 9292, waarmee je van deur tot deur via het openbaar vervoer je reis kunt plannen. Maar Mobility-as-a-Service gaat een stap verder. "Hier gaat het om een volledige integratie van zoeken, boeken en betalen. Dat is bij 9292 niet het geval. En MaaS gaat ook verder dan alleen het openbaar vervoer. Dus je kunt ook denken aan bijvoorbeeld een step, een huurauto of een deelfiets", aldus Zijlstra.[2]
  2. fiets die makkelijk in verschillende kleinere stukken te delen is
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Met de auto, via een hub, naar de trein en deelfiets, zo zou reizen in 2030 zijn” (Woensdag 12 juni 2019, 20:13), NOS
  2.   Weblink bron “Je reis zoeken, boeken en betalen in één app: 'De reiziger staat centraal'” (Dinsdag 14 mei 2019, 13:44), NOS