decompliceren
- de·com·pli·ce·ren
- Naamwoord van handeling van compliceren met het voorvoegsel de-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
decompliceren |
decompliceerde |
gedecompliceerd |
zwak -d | volledig |
decompliceren
- overgankelijk minder ingewikkeld maken
- Een kwestie van decompliceren.
1. minder ingewikkeld maken
- Het woord 'decompliceren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.