Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·buut·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord debuutseizoen debuutseizoenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het debuutseizoeno

  1. het eerste seizoen dat iets of iemand ergens aan meedoet
     In Rotterdam moet de 24-jarige Ueda, die de naar Rangers FC vertrokken Danilo opvolgt, de strijd aangaan met Santiago Giménez. De Mexicaanse publiekslieveling kende vorig jaar een sterk debuutseizoen met 15 goals in 32 duels.[1]
     In zijn debuutseizoen in de Moto3 is motorcoureur Collin Veijer knap als zevende geëindigd bij de TT van Assen. De 18-jarige Staphorster maakte deel uit van een grote kopgroep. De Spanjaard Jaume Masià zegevierde.[2]
     Puck Pieterse is in haar debuutseizoen als prof in het mountainbikecircuit een klasse apart. Bij de vierde wereldbekerrace van het seizoen, in het Italiaanse Val di Sole, was ze oppermachtig. Daarmee boekte de kersverse Europees kampioene alweer haar derde wereldbekerzege.[3]


Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Feyenoord breekt transferrecord voor Japanse spits Ueda van Cercle Brugge” (Donderdag 3 augustus 2023), NOS
  2.   Weblink bron “Veijer toont potentie in Assen en wordt zevende in Moto3, Masiá en Dixon winnen” (Zondag 25 juni 2023), NOS
  3.   Weblink bron “Superieure Pieterse soleert naar derde wereldbekerzege in debuutseizoen” (Zondag 2 juli 2023), NOS