• dans·ge·le·gen·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord dansgelegenheid dansgelegenheden
verkleinwoord

de dansgelegenheidv

  1. uitgaansgelegenheid waar men kan dansen
     Babcock is nooit aan vechten toegekomen. Toen de wapenstilstand werd getekend, had hij huisarrest na een vechtpartij tussen militairen in een dansgelegenheid.[1]
     De vrouw uit Utrecht was met haar man op feesten op het Westergasterrein en in Club Lite. In de laatste dansgelegenheid raakte zij onwel. Ze is toen met haar man in een taxi naar het ziekenhuis gegaan, waar ze kort na aankomst overleed.[2]


  1.   Weblink bron “Laatste Canadese veteraan WOI overleden” (Vrijdag 19 februari 2010, 11:14), NOS
  2.   Weblink bron “Derde dode dancefeest” (Maandag 20 oktober 2014, 17:34), NOS