Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dam·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dammer dammers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dammerm

  1. iemand die het damspel speelt
    • De poging van dammer Gil Salome van de damclub Witte van Moort uit Westerhaar om het wereldrecord simultaandammen in handen te krijgen is zaterdagmiddag niet gelukt. [3] 
    • Bornse dammer Bertus Noppers overleden: Honderden Bornse kinderen kregen damles van Bertus Noppers. En vele clubleden van de Bornse Damvereniging schonk hij wekelijks hun natje. Vrijdagavond overleed erelid en voormalig barman van het jaar Bertus Noppers. Hij werd 81 jaar. [4] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen