Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • da·mes·fiets
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord damesfiets damesfietsen
verkleinwoord damesfietsje damesfietsjes

Zelfstandig naamwoord

de damesfietsv / m

  1. fiets die geen horizontale stang heeft zodat dames met rokken hier ook op plaats kunnen nemen
Antoniemen

Gangbaarheid