Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • da·mes·be·die·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord damesbediening damesbedieningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de damesbedieningv

  1. vrouwen die drankjes rondbrengen in een uitgaansgelegenheid
     De Pavlograders hielden het ene banket na het andere om de voor de veldtocht ontvangen onderscheidingen te vieren en maakten uitstapjes naar Olmtz naar een zekere Karoline, een Hongaarse die daar zojuist een kroeg had geopend met damesbediening.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen