dagzaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dag·zaal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dag zn en zaal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagzaal | dagzalen |
verkleinwoord | dagzaaltje | dagzaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
- ruimte waarin mensen overdag kunnen verblijven
- ▸ Op de dagzaal pneumologie krijgen patiënten infuustherapie en vinden de raadplegingen voor longtransplantatie plaats.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'dagzaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dagzaal" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron uzleuven“Dagzaal pneumologie”, uzleuven
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be