• dag·ta·rief
enkelvoud meervoud
naamwoord dagtarief dagtarieven
verkleinwoord

het dagtariefo

  1. de hoeveelheid geld die men ontvangt voor een dag werken
     Acteurs krijgen doorgaans op twee manieren betaald. Ze ontvangen een dagtarief voor opnamedagen en maken afspraken over een vergoeding voor het afstaan van hun zogeheten 'naburige rechten'. Die rechten lijken een beetje op het auteursrecht van schrijvers. Ook acteurs hebben als uitvoerend kunstenaars het recht om te beslissen of het werk dat ze afleveren, opgenomen en verspreid mag worden.[1]
     Een hogere toeslag voor de onregelmatige diensten. De huidige vergoeding is volgens de bonden ondermaats. Zo willen de bonden dat de werkuren tussen 18.00 en 21.00 uur voortaan worden gerekend onder het avondtarief in plaats van het dagtarief.[2]
  2. die hoeveelheid geld die men moet betalen als men ergens een dag gebruik van wil maken
     Vorig jaar zijn er 3,2 miljoen ritten met een OV-fiets gemaakt. Dat is een stijging van 33 procent in een jaar en een record, zegt de NS. Sinds vorig jaar hoeven gebruikers niet meer te betalen voor een abonnement; ze betalen nu per rit. Het dagtarief is een kleine vier euro. Dat is volgens de NS een belangrijke oorzaak van de toegenomen populariteit.[3]


  1.   Weblink bron
    Charlotte Waaijers
    “Een hit op Netflix levert Nederlandse acteurs geen extra geld op” (Zaterdag 27 maart 2021, 13:53), NOS
  2.   Weblink bron “Politie wil meer loon, hogere toeslag en een bonus” (Woensdag 22 april 2015, 09:49), NOS
  3.   Weblink bron “OV-fiets steeds populairder, vorig jaar recordaantal ritten” (Vrijdag 5 januari 2018, 09:00), NOS