Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·rap·port
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagrapport dagrapporten
verkleinwoord dagrapportje dagrapportjes

Zelfstandig naamwoord

het dagrapporto

  1. verslag over een periode van 24 uur
     Dat betekent dat er op maandagochtend pas weer een nieuw dagrapport klaarstaat. Daarin zijn de cijfers van de ziekenhuisopnames, de besmettingen, vaccinaties en overlijdens van zaterdag en zondag uitgesplitst om verwarring te voorkomen.[2]
     Dat het personeelstekort fors is, blijkt ook uit documenten die de NOS heeft ingezien. Op dinsdag 30 januari zijn er drie militaire verkeersleiders, terwijl er zes zouden moeten zijn. Vijf is het minimum, lezen we in een dagrapport.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “België stopt met melden van coronacijfers op zondag” (Zondag 21 maart 2021, 09:01), NOS
  3.   Weblink bron “Tekort aan luchtverkeersleiders leidt regelmatig tot sluiten van luchtruim” (Zondag 18 februari 2018, 16:31), NOS