• dag·plan·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord dagplanning dagplanningen
verkleinwoord

de dagplanningv

  1. het maken van een schema van welke taken men op welke tijd van de dag doet
     "Van leerkrachten hoor je nu hoe ze thuiszittende kinderen bezighouden met een dagplanning en via Skype of de telefoon een vinger aan de pols houden hoe het met ze gaat. Dat is wel een belangrijk signaal van een hoge mate van betrokkenheid als we het ze nu weer zouden vragen."[1]
     'Kromo' maakt onder andere gebruik van een andere dagplanning en een speciale lichtbril. Gecombineerd met oordoppen, een slaapmasker en de gordijnen strak dicht, zorgt de topzwemster ervoor dat ze toch aan haar gebruikelijke acht uur slaap komt.[2]
  1.   Weblink bron “Cruciale beroepen bij coronabestrijding zijn emotioneel het zwaarst” (31-03-2020,), NOS
  2.   Weblink bron “Kromowidjojo gaat laat slapen voor Rio” (10-01-2017), Tubantia