dagopname
- dag·op·na·me
- samenstelling van dag en opname
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagopname | dagopnamen dagopnames |
verkleinwoord |
- een verblijf in een ziekenhuis dat één dag duurt en waarbij de patiënt vóór de nacht weer naar huis gaat
- Voor een dagopname moest een patiënte een halfjaar geleden "tien tot twaalf weken" wachten, zegt Berden. "Nu is dat zes tot acht weken. Voor een langer verblijf in ons ziekenhuis moest een vrouw veertien weken geduld hebben, nu kan de gynaecoloog haar na acht weken helpen."[1]
- Het woord dagopname staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dagopname" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC Guido de Vries 29 juli 2003
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be