dagcijfer

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  dagcijfer    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• dag·cij·fer

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  dag zn  en  cijfer zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	dagcijfer	dagcijfers
verkleinwoord	dagcijfertje	dagcijfertjes

Zelfstandig naamwoord

het dagcijfer o

1. getal dat betrekking heeft op één dag

   ▸ De nieuwe maatregel is volgens autoriteiten nodig vanwege de toename van het aantal coronabesmettingen in sommige regio's. Vandaag werden 2449 nieuwe besmettingen binnen een etmaal gemeld, het hoogste dagcijfer sinds medio februari. Het gaat vooral om besmettingen onder jongere mensen die niet zijn gevaccineerd.

   ▸ In India zijn het afgelopen etmaal 18.572 nieuwe coronabesmettingen gerapporteerd, het hoogste dagcijfer tot nu toe. Vooral in de dichtbevolkte metropolen als New Delhi en Mumbai is het aantal besmettingen hoog.

Gangbaarheid

• Het woord 'dagcijfer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.