daderschap
- Geluid: daderschap (hulp, bestand)
- da·der·schap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | daderschap | |
verkleinwoord |
het daderschap o
- het schuldig zijn aan een misdaad
- ▸ Onder het bericht over het aftreden van de burgemeester las Quispel dat zijn opvolger in de zaak-Noppen er een 'functioneel daderschap'had weten uit te slepen voor de burgemeester en de hoofdcommissaris van de Amsterdamse politie.[2]
- ▸ De Hond zei in Radio 1-programma De Ochtend dat de bevindingen van de recherche bevestigen wat hij al wist. "De conclusies staan haaks op het daderschap van Louwes."[3]
- Het woord daderschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “"Iemand anders moet de dader zijn"” (05-06-2014), NOS