• dac·ty·lo·sco·pie
  • In de betekenis van ‘onderzoeken van vingerafdrukken’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • afgeleid van het Griekse: 'daktulos' (vinger) met het achtervoegsel -scopie
enkelvoud meervoud
naamwoord dactyloscopie dactyloscopieën
verkleinwoord dactyloscopietje dactyloscopietjes

de dactyloscopiev

  1. onderzoek en leer van de vinger-, hand- en voetafdrukken. Het wordt voornamelijk gebruikt als onderdeel van het forensisch onderzoek (bij misdaadbestrijding) en is onderdeel van de methoden tot het vaststellen van de identiteit
90 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]