• då·re·hus
  • Samenstelling van de Noorse woorden dåre en hus.
Naar frequentie > 50000
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dårehus     dårehuset     dårehus     dårehusa
dårehusene  
genitief   dårehus'     dårehusets     dårehus'     dårehusas
dårehusenes  

dårehus o

  1. (informeel), (pejoratief), (verouderd) dolhuis, gekkenhuis, zenuwinrichting, zothuis
  2. (medisch) psychiatrische inrichting
    «Det ble foretatt en opptelling av pasienter i 1803 i Oslo dårehus
    Het werd in 1803 een telling van de patiënten gemaakt in het dollhuis in Oslo.

dårehus, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van dårehus


  • då·re·hus
  • Samenstelling van de Nynorske woorden dåre en hus.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dårehus     dårehuset     dårehus     dårehusa  

dårehus o

  1. (informeel), (pejoratief), (verouderd) dolhuis, gekkenhuis, zothuis
  2. (medisch) psychiatrische inrichting, zenuwinrichting

dårehus, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van dårehus