Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cul·tuur·in·dus·trie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cultuurindustrie cultuurindustrieën
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cultuurindustriev

  1. alle bedrijven en organisaties die cultuur producties maken en aanbieden
     Aan het woord is VVD-Kamerlid Harry Bevers. Het is woensdagavond, tegen achten en het Kamerlid heeft dan al enige tijd zitten luisteren naar werknemers, werkgevers, hulpverleners en overige betrokkenen in de cultuurindustrie.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Barbara Terlingen
    “Zoektocht Kamer: wet alleen niet genoeg in aanpak grensoverschrijdend gedrag” (Aangepast donderdag 24 februari 2022, 07:28), NOS