cultuurbezoek
- cul·tuur·be·zoek
- samenstelling van cultuur zn en bezoek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cultuurbezoek | cultuurbezoeken |
verkleinwoord | cultuurbezoekje | cultuurbezoekjes |
het cultuurbezoek o
- het bezoek aan culturele instellingen zoals bijvoorbeeld musea en theatervoorstellingen
- ▸ Binnen de culturele sector zijn de verliezen zwaar als gevolg van de coronapandemie. "Er is een dreun uitgedeeld aan het cultuurbezoek", zegt Jan Jaap Knol, directeur van de Boekmanstichting.[1]
- ▸ Daarom roept Moll de overheid op om met landelijke campagnes een impuls te geven aan het cultuurbezoek. "Die campagnes zullen straks broodnodig zijn om deze negatieve corona-impact voor musea, maar bijvoorbeeld ook voor theaters en poppodia, te keren."[2]
- Het woord 'cultuurbezoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Coronapandemie dreun voor cultuursector: 'Mensen durven niet te plannen'” (Dinsdag 14 december 2021, 09:27), NOS
- ↑ Weblink bron “Musea krijgen coronaklap, eigen inkomsten dalen met 300 miljoen euro” (Donderdag 24 september 2020, 12:37), NOS