• cri·mi·no·lo·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord criminologe criminologes
verkleinwoord

de criminologev

  1. (beroep) vrouwelijke vorm van criminoloog
     Er is nogal wat mis met het veiligheids- en milieubesef bij gevaarlijke bedrijven. Uit wetenschappelijk onderzoek van de criminologe Marieke Kluin blijkt dat tweederde van de onderzochte bedrijven zich niet aan de voorschriften houdt.[1]
  1.   Weblink bron
    Hugo van der Parre
    “Chemiesector laks met regels” (Dinsdag 11 november 2014, 15:00), NOS