couveuse
- cou·veu·se
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘broedmachine’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
- afgeleid van het Franse couver = uitbroeden
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | couveuse | couveuses |
verkleinwoord | couveusetje | couveusetjes |
de couveuse v
- een medisch apparaat waarin zieke of te vroeg geboren baby's in een gecontroleerde omgeving geobserveerd en verpleegd kunnen worden
- In een couveuse kan de temperatuur worden geregeld, wat voor prematuren nodig is omdat zij nog geen of erg weinig eigen lichaamsvet hebben en daardoor niet in staat zijn hun eigen lichaamstemperatuur te regelen.
1. een medisch apparaat waarin zieke of te vroeg geboren baby's in een gecontroleerde omgeving geobserveerd en verpleegd kunnen worden
- Het woord couveuse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "couveuse" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "couveuse" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be