Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ro·na·steun
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronasteun coronasteunen
verkleinwoord coronasteuntje coronasteuntjes

Zelfstandig naamwoord

de coronasteunm

  1. steun die bedrijven ontvingen van de overheid om de corona-epidemie te overbruggen


Gangbaarheid

Verwijzingen