• co·ro·na·kap·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord coronakapsel coronakapsels
verkleinwoord - -

het coronakapselo

  1. haardracht met lang haar dat er minder goed uitziet doordat bezoek aan de kapper tijdens de maatregelen tegen de verspreiding van COVID-19 niet mogelijk was
     De kappers zijn pas net weer open, veel mensen zijn nog veroordeeld tot een coronakapsel. Het is dan de uitdaging om niet geheel verwilderd en vergrijsd in een online meeting te verschijnen.[1]
  1.   Weblink bron
    Pam van der Veen
    “Ook voor die videocall kun je er bést een beetje goed uitzien (en wel zo)” (11 mei 2020) op nrc.nl