• co·py·cat
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord copycat copycats
verkleinwoord

de copycatm

  1. iemand die stomweg het gedrag van een ander kopieert
     Duizenden keren had Mirjam de afgelopen maanden de verschrikkelijke aanrijding herbeleefd die Tonio het leven had gekost. En nu had haar moeder besloten dezelfde weg te gaan: zich voor de wielen van een auto te werpen, om zo godweet de geheime doorgang naar Tonio te vinden. Honderden keren had ze aan de telefoon uitgeroepen dat ze niet meer wilde leven, dat ze dood wilde, en zich zo bij Tonio wilde voegen - en nu kwam haar zelfmoordpoging toch nog als een mes in de rug. `Het lijkt wel een soort copycat,'zei ik.[2]
     Toen begin april duidelijk werd dat Amazon een netwerk van duizenden satellieten wil lanceren, kon Elon Musk het niet laten een sneer uit te delen. Op Twitter noemde hij Amazon-eigenaar Jeff Bezos een copycat.[3]
     San Diego ruim twee weken geleden: de 19-jarige antisemiet John Earnest doodt een man in een synagoge en verwondt drie anderen. Zijn wapen hapert waardoor niet meer slachtoffers vallen. Earnest blijkt een copycat van Brenton Tarrant, die een maand eerder 51 slachtoffers maakt in Christchurch, Nieuw-Zeeland.[4]
  1. copycat op website: Etymologiebank.nl
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  3.   Weblink bron
    Nando Kasteleijn
    “Snel internet via satellieten: een 'space race' met twijfels en zorgen” (30-05-2019), NOS
  4.   Weblink bron “Extremisten zoeken en vinden een alternatief op 'alt-tech' websites” (17-05-2019), NOS