• con·sump·tie·ni·veau
enkelvoud meervoud
naamwoord consumptieniveau consumptieniveaus
verkleinwoord

het consumptieniveauo

  1. (economie) de hoeveelheid consumptiegoederen die worden gekocht in vergelijking met anderen
     Nederlanders staan op de achtste plek. Het consumptieniveau van inwoners van Luxemburg, Noorwegen, Zwitserland, Duitsland, Oostenrijk, Groot-Brittannië en Zweden ligt hoger. Het consumptieniveau van Fransen en Denen ligt op hetzelfde niveau als dat van Nederlanders.[1]
     In 2015 steeg het aantal huishoudens dat rond moet komen van een inkomen dat te laag is om een consumptieniveau te realiseren dat in Nederland minimaal noodzakelijk is: 221.000 gezinnen moesten vier jaar of langer rondkomen van een salaris onder de lage-inkomensgrens. Dat is ruim drie procent meer dan een jaar eerder. Cijfers over 2016 zijn er nog niet.[2]
  1.   Weblink bron “Nederland in subtop qua welvaart” (Donderdag 13 december 2012, 13:43), NOS
  2.   Weblink bron “Groeiend aantal 'langdurige armen'” (Woensdag 8 februari 2017, 13:55), NOS