constateerbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·sta·teer·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van constateren met het achtervoegsel -baar
Bijvoeglijk naamwoord
constateerbaar [1]
- wat men kan constateren, waarneembaar
Gangbaarheid
- Het woord constateerbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.