1. Het concheren van chocola door een machine.
  • con·che·ren

concheren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
concheren
concheerde
geconcheerd
zwak -d volledig
  1. (kookkunst) mengen bij een temperatuur van 80° C van cacaoboter, suiker en andere ingrediënten bij de bereiding van chocola
     De in de peul aanwezige bonen worden door middel van fermentatie, drogen en branden op smaak gebracht, daarna worden ze gemalen en tot cacaopasta gewalst, een massa die voor 55 procent uit cacaoboter bestaat. Die cacaopasta wordt vervolgens verder behandeld, verhit en uitgewreven en op smaak gebracht met suiker en vanille, soms met melkpoeder voor melkchocolade, deze fase heet concheren.[1]
  1.   Weblink bron
    Marjoleine de Vos
    “Vraag het de thuiskok” (19 mei 2012) op nrc.nl