Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pu·ter·les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord computerles computerlessen
verkleinwoord computerlesje computerlesjes

Zelfstandig naamwoord

de computerlesv / m

  1. (onderwijs) een les gegeven met de computer als hulpmiddel
    • Tijdens de computerles konden we op de computer grammaticaoefeningen doen. 
  2. (informatica) (onderwijs) een les waarin computervaardigheden worden geleerd
    • Tijdens de computerles moesten we een document maken met het programma Open-Office 

Gangbaarheid