computeren
- Geluid: computeren (hulp, bestand)
- IPA: /kɔmˈpjutərə(n)/
- com·pu·te·ren
- In de betekenis van ‘met de computer spelen’ voor het eerst aangetroffen in 1992 [1]
- Afgeleid van computer met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
computeren |
computerde |
gecomputerd |
zwak -d | volledig |
computeren
- inergatief gebruikmaken van de computer
- Soms zit hij dagenlang te computeren.
1. gebruikmaken van de computer
|
- Het woord computeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.