Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pen·di·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘samenvatting’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
  • afgeleid van het Latijnse pendere (wegen) met het voorvoegsel com- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord compendium compendia
compendiums
verkleinwoord compendiumpje compendiumpjes

Zelfstandig naamwoord

het compendiumo [3]

  1. samenvattend overzicht of handboek
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen