Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coleider coleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de coleiderm

  1. (sport) iemand die samen met iemand anders de leiding heeft in een klassement
     Een sterke Soren Kragh Andersen heeft vrijdag de tijdrit gewonnen van de BinckBank Tour. Hij was de enige die op de ruim acht kilometer onder de tien minuten kon blijven. Mads Pedersen finishte op acht seconden van zijn landgenoot en blijft leider in het klassement. Jasper Philipsen, voor de start nog coleider, kreeg een optater van twintig seconden.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Soren Kragh Andersen wint tijdrit in BinckBank Tour, Mads Pedersen versterkt leidersplaats” (02/10/2020 om 16:24 door Wim Conings), De Standaard