Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cock·pit·be·man·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cockpitbemanning cockpitbemanningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cockpitbemanningv

  1. (luchtvaart) team dat verantwoordelijk is voor het besturen van een vliegtuig
     De radiocommunicatie met de Oekraïense verkeersleiding bevestigt volgens de OvV dat er geen noodoproep is gedaan door de cockpitbemanning. Het verspreidingspatroon van de wrakstukken wijst erop dat het vliegtuig tijdens de vlucht in stukken is gebroken.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Objecten doorboorden MH17-vlucht” (Dinsdag 9 september 2014, 09:59), NOS