• co·a·li·tie·po·li·tiek
enkelvoud meervoud
naamwoord coalitiepolitiek
verkleinwoord

de coalitiepolitiekv

  1. (politiek) politieke samenwerking tussen verschillende partijen die samen een bestuur kunnen vormen dat kan rekenen op de meerderheid in de volksvertegenwoordiging
     De discussie rond een zelfgekozen levenseinde wordt nog teveel gedomineerd door gelovige minderheden, stelt het echtpaar in de rouwadvertentie. „Die profiteren van de algemene zwakte van de hedendaagse coalitiepolitiek.” Ook moet er meer ruimte komen om samen uit het leven te kunnen stappen, schrijft het echtpaar.[2]
     Volgens lijsttrekker Eerdmans gaat zijn partij een regering over rechts mogelijk maken. Met partijen als de PVV en Forum lukt dat volgens hem niet. „Dat komt door de coalitiepolitiek, waarbij alles rechts van de VVD buiten de boot valt omdat ze worden uitgesloten of te radicaal zijn.”[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Oud-Kamerlid Van der Heijden kiest voor sterven samen met vrouw” (Redactie 10-01-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron “JA21 wil nieuwe stad bouwen en discussie over abortus” (Maandag 18 januari 2021, 09:30), NOS