coöptatie
- co·op·ta·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kiezen van nieuwe leden door de zittende’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van coöpteren (met het voorvoegsel co-) met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coöptatie | coöptaties |
verkleinwoord | - | - |
- verkiezing van nieuwe leden door de reeds aanwezige leden
- Het woord coöptatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "coöptatie" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "coöptatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ coöptatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be